Anders zien

Gisteren was ik met een vriendin een dagje naar Nijmegen. Veel mensen die ik ken maken geregeld een stedentrip of gaan een dagje een leuke stad bezoeken, maar ik heb dat eigenlijk nog nooit echt gedaan. Ja, ooit een dagje Harlingen bijvoorbeeld, zo’n zeven jaar geleden, omdat ik daar daar toen in de buurt woonde. Maar verder?
Eigenlijk ben ik een wannabe als het over dag- en stedentripjes gaat, en eerlijkheidshalve benijd ik mensen wel een beetje die geregeld een dagje weggaan om een leuke stad of leuk dorp te bezoeken. Het ademt vrijheid ofzo, een gevoel van ‘ik ben onafhankelijk, ondernemend en avontuurlijk’. Het voelt stoer. En wie wil er nou niet een beetje stoer zijn. 😉

Ik beken, ik heb op veel prachtige plekken op deze aarde gewoond en gewerkt. Maar ook over de grenzen vond je me vaker thuis dan dat ik op avontuur ging. Want ik ben een huismus, een enorme huismus. Een huisuil of -pinguin zou je beter kunnen zeggen. En hoewel ik dat lang moeilijk vond om te verkroppen, heb ik inmiddels vrede gesloten met het beste huisdier. Tegelijk heb ik gisteren enorm genoten van een dagje weg en houd ik er zeker van om naar leuke muziek- of theatervoorstellingen te gaan [wat ik ook niet echt vaak doe 😉 ]. Met mij naar een stad gaan moet je overigens alleen maar doen als je ook niet van winkelen houdt, en je ook heel blij kunt worden van jezelf verlekkeren in maar twee of drie leuke [tweedehands of urban jungle-achtige] winkels en tussendoor knusse gezonde eetplekjes leeg wilt eten.

Goed, gisteren, Nijmegen. De datum voor deze dag stond al een behoorlijke tijd vast [wat voor mij redelijk uitzonderlijk is, omdat ik heel bewust weinig tot niks plan], maar de avond voordat we naar het leuke Nijmegen vertrokken ontstond er toch wel wat communicatie over hoe laat we waar zouden afspreken. Onderweg naar de trein werd de tijd definitief afgestemd, heel handig, en zo ontmoetten vriendinlief uit Zutphen en ik uit het zuiden des lands elkaar bij het muZIEum te Nijmegen.

Het muZIEum is een organisatie die kennis over en begrip voor mensen met een visuele beperking wil vergroten, maar bijvoorbeeld ook werkgelegenheid biedt aan blinden en anders-zienden. Want zo zou ik mensen met een visuele beperking na gisteren namelijk liever willen noemen: anders-zienden. Zo’n 38 medewerkers van het muZIEum zien de wereld anders dan jij [waarschijnlijk] en ik en een aantal van hen is stadsgids bij het muZIEum. Met één van hen hebben we ‘Expeditie ribbelroute’ gedaan, een bijzondere stadswandeling met een virtualrealitybril op ons hoofd en een taststok in de hand. Gelukkig vind ik het over het algemeen niet moeilijk om me over te geven aan dit soort nieuwe ervaringen, dus na een lesje ’taststokvasthoudtechniek’, was ik er klaar voor om de binnenstad van Nijmegen onveilig te maken. Want dat is hoe het voelde; dat ik maar wat deed met die stok en ik vervolgens maar moest hopen dat de wereld om me heen een beetje genadig voor me zou zijn.

Tijdens de wandelervaring van een uur, draag je de virtualrealitybril die vijf verschillende visuele beperkingen simuleert. Denk bijvoorbeeld aan staar, het hebben van een kokervisie of de beperking waarbij je heel de dag een grijze of zwarte vlek ‘op je netvlies hebt’. Ik vond het behoorlijk heftig om me met ‘mijn beperkingen’ door het stadscentrum van Nijmegen te begeven, wetende dat er andere mensen lopen, maar ook fietsers, auto’s en bussen rondrijden. Ik nam geluiden daarom [denk ik] op een andere manier waar, heel bewust en in heel intens. Maar tegelijk zat ik ook helemaal in mijn eigen wereld. Een wereld waarin ik steeds meer naar binnen keerde en waarin een centimeter hoog stoepje als het beklimmen van de Mount Everest voelde. Het werd steeds stiller in en om me heen, doordat mijn oren alleen nog de geluiden opvingen die werkelijk voor mij en mijn veiligheid van belang leken. En hoewel ik enorm van stilte houd, voelde deze stilte heel eenzaam en geïsoleerd. Ik neigde er zelfs even naar om de bril [die me in het begin wat misselijk maakte] af te zetten, omdat de ervaring dermate indrukwekkend was dat ik er geen plezier meer in had. Totdat ik onze gids voor de deur bij een groenteboer hoorde zeggen: “Moet je eens zien [ja, zien] hoe lekker het hier ruikt. En ruik je de geur van die kruiden ook?”

Zijn woorden maakten een ander waarnemen in me wakker, een ander ‘zien’. Hij zag de groente en het fruit, op een andere manier dan dat ik in eerste instantie doe. En zo zag hij ook de prachtige bomen of de toren in het park op een andere manier dan ik. Hij maakte me bewust van het klaterende geluid van de fontein, het ruisen van de wind door de bomen, maar ook van het leven dat zich om mij heen afspeelde waar ik ondanks het gevoel van eenzaamheid deel van was. Hij liet me (in)zien hoe mooi de wereld is, ook al was mijn fysieke zicht beperkt. Hij maakte me ervan bewust dat anders zien misschien wel rijker is of kan zijn dan mijn manier van zien [wat natuurlijk net zo goed ‘anders zien’ is], al ben ik toch wel heel blij met de manier waarop ik de wereld kan waarnemen.

De ervaring bij het muZIEum heeft mijn ogen geopend voor een wereld die deel is van wat ik ‘mijn wereld’ of ‘mijn wereldbeleving’ noem. Het heeft me stilgezet bij mensen die op een hele eigen manier de wereld zien en beleven. Ik voel me door deze ervaring uitgedaagd. Niet alleen om meer begrip te hebben voor mensen die anders zien, maar ook om het leven vanuit een ander [breder, dieper, smaller, hoger] perspectief te blijven bekijken. Om mensen met ‘andere ogen’ durven te zien. En te blijven beseffen dat mijn zicht op het hart en leven van een ander altijd beperkt en betrekkelijk is. Ik ga daarom de uitdaging aan om mijn [geestelijke] zintuigen verder te ontwikkelen om zo anderen nog beter te leren zien en nog ontvankelijker te ontmoeten.

De ‘levenswandeling’ van gisteren heeft me verrijkt, waardoor ik mijn huispinguinvleugels misschien [ja, misschien] toch eens wat vaker uit ga spreiden.