Vaak als ik om me heen kijk, heb ik het idee dat ‘geven’ in deze tijd moeilijker is dan toen ik nog een klein meisje was. Ik was als kind veel bij mijn oma en er ging geen dag voorbij dat zij niet aan anderen gaf. Aan iedereen die elke dag onverwacht via de achterdeur binnenliep, maar ook aan mensen in de buurt. Ze gaf haar tijd, eten, kleding, raad, zorg, liefde en heel veel meer. Ze had oog voor mensen, zag wat er in hun levens speelde en wat er in hun harten omging. Zo groeide ik op in en om een huis waarin we veel naar buiten gericht waren. Ik weet nog dat mijn opa een keer tegen me zei: “Als je voortdurend met jezelf bezig bent en met de dingen die je denkt dat jou gelukkig maken, creëer je een ik-gerichte werkelijkheid die niet toetsbaar is en waarmee je jezelf flink in de vingers kan snijden. En de enige manier om ze goed te laten helen is door anderen weer te gaan geven vanuit je hart.” Toen begreep ik nog niet wat hij daarmee wilde zeggen maar jaren later, toen ik studeerde, begon het kwartje langzaam te vallen. Opa leefde toen niet meer, maar zijn woorden woorden wel en dat doen ze nog.
Ik zat in het tweede jaar van de SPH en veel van de lessen die we kregen gingen over het stellen van je grenzen en goed voor jezelf zorgen. Bij heel veel mensen vielen dit soort oneliners goed in de smaak. Want waar je ook kwam of met wie je ook in gesprek was, overal werden emotionele muren neergehaald, psychische barrières opgeheven en gevoelige huisjes gerenoveerd of opnieuw ingericht. Ook ik deed enthousiast mee en de verbouwing waaraan ik begon, heeft me achteraf gezien veel meer gekost dan mij van te voren verteld was. Daarbij had ik er geen idee van dat ik het fundament van mijn huis had kunnen laten checken voordat ik alles ging uitgraven. Veel onderdelen van dat fundament waren namelijk zo sterk dat ik er de rest van mijn leven nog wel op had kunnen bouwen.
Door intensief bezig te zijn met ‘aan mezelf werken’, verloor ik op een bepaalde manier mijn hart om te geven. Ik hield nog wel van geven, maar de ziel verdween eruit. Ik gaf nog steeds aan anderen en ik toonde nog steeds betrokkenheid bij hun leven, maar met mijn gedachten was ik eigenlijk alleen maar bezig met mijn ‘verbouwing’. Wat ik ook deed, ten diepste was ik niet meer echt gericht op een ander. Alles wat ik dacht, deed of zei werd beïnvloed door het huis van mijn hart dat ik met de grond gelijk had gemaakt.
Waren mijn intenties zuiver? Zeker wel. Wilde ik anderen nog steeds oprecht helpen? Ook dat! Ik was alleen terecht gekomen in een wereld waar voor jezelf zorgen en ontvangen prioriteit waren geworden en zelfs als voorwaarde werden gezien om anderen te kunnen geven. Hierdoor raakte ik de ware verbinding met het hart en het leven van anderen kwijt, wat ertoe leidde dat ik ook mezelf verloor. Zowel geven als ontvangen leek onmogelijk geworden en de ochtend dat dit tot me doordrong zal ik nooit vergeten. Ik wist me geen raad en elke keer als ik eerlijk naar mezelf probeerde te kijken, zag ik mezelf op mijn knieën en met mijn gezicht in mijn handen op de puinhopen van mijn eigen hart zitten. Ik had geen idee hoe ik mijn huis opnieuw kon opbouwen en het gevoel van machteloosheid dat me overmande maakte me radeloos. En op dat moment hoorde ik vanonder alle stenen, de bergen zand en gebroken leidingen mijn opa’s woorden weerklinken:
“Als je voortdurend met jezelf bezig bent en met de dingen die je denkt dat jou gelukkig maken, creëer je een ik-gerichte werkelijkheid die niet toetsbaar is en waarmee je jezelf flink in de vingers kan snijden. En de enige manier om ze goed te laten helen is door anderen weer te gaan geven vanuit je hart.”
Door deze woorden leek het alsof ik opnieuw thuiskwam en drong diep tot me door dat géven de enige weg was om me weer te ont-wikkelen en vrij richting een ander te bewegen. Ik voelde me opgelucht en bevrijd, maar tegelijk vocht ik tegen de angst dat ik misschien wel alles verloren had en niets meer had te geven. Maar toen ik om me heen begon te kijken, ontdekte ik dat er allemaal spullen onder het puin lagen die anderen nog heel goed konden gebruiken. Meubels, zand, schilderijlijstjes, stukken steen, ….niets hoefde verloren te gaan en er was nog steeds genoeg te geven.
De weg om weer in volledige vrijheid uit te kunnen delen was lang, maar onderweg werd me één ding heel duidelijk: Geven gaat om de andere zien zonder jezelf te beperken door je eigen verlangens, behoeften of nood, en tegelijk zonder deze te ontkennen.